^Naar boven

  • 1 Koningsvogel
    De zilveren Koningsvogel uit 1617 is de trots van Schutterij St. Sebastianus. Hij werd waarschijnlijk in 1617 geschonken aan de schutterij door de toenmalige kasteelbewoners. Uit oude inventarislijsten is opgemaakt dat de vogel geschonken is bij het 50-jarig bestaan van de schutterij
  • 2 Al sinds 1567 paraat voor de gemeenschap
    Schutterij St. Sebastianus werd in 1567 opgericht en is sindsdien niet meer weg te denken uit de Mheerder gemeenschap. Hoogtepunt van het jaar is voor de schutterij de driedaagse Broonk. waar de processie begeleid wordt en de tradities behorende bij de Broondagen in ere worden gehouden
  • 3 Schutterij van Mheer en de exercitie
    De Sebastianen van Mheer exerceren volgens de zgn. Oude Exercitie die door het Nederlands leger aan het begin van de twintigste eeuw werd beoefend. Een en ander gaat volgens het Reglement op de Exercitiën uit 1914
  • 4 Klaroenkorps van de schutterij
    De schutterij marcheert op de klanken van het eigen klaroenkorps. Onder leiding van Ad Knops worden niet alleen loopmarsen maar ook prachtige concertwerken ten gehore gebracht
  • 5 Schutterij en schieten
    Tijdens het vogelschieten, waarvan de winnaar voor één jaar Koning van de schutterij wordt, wordt geschoten op een houten vogel met de grote buks. Ook tijdens wedstrijden wordt met deze buks geschoten, maar dan op bölkes van 1cm bij 1cm.
Yes!

Hulde aan koningspaar Mikel & Celina


Schutterij St. Sebastianus Mheer

Onderscheiden met de Koninklijke Erepenning

Actueel

Komende activiteiten:

4 nov Slipjacht
6 jan Winterkoningschieten
19 jan Maol
21 jan Sebastianuskermis

 

Schutterij en historie

Schutterijen algemeen
Veel schutterijen zijn al heel oud. De oudste stammen uit de Middeleeuwen en kwamen toen al voor in de steden, zoals ook in Maastricht. Daar wordt de oudste schutterij al in 1374 genoemd. Nadien kwam er een opbloei van het schutterswezen op het platteland in Limburg. In de tijd dat hier grote oorlogen uitgevochten werden ging het de schutterijen niet goed, maar zo gauw als het oorlogsgeweld naliet, bloeide het schutters- en gildewezen op. Enkele van de oudste schutterijen op het platteland stammen uit het einde van de de 15e eeuw of het begin van de 16e eeuw, evenals later in de 17e eeuw.

Oud koningszilver
Oude zilveren koningsvogels of zilveren koningsplaten stammen vaak al uit het begin van de 17e eeuw. Meer zilver bij schutterijen resteert uit het einde van de 17e eeuw en uit de 18e, 19e en uiteraard de 20e eeuw. Ook vroeger hielden de schutterijen zich al bezig met het vogelschieten (om jaarlijks de koning te bepalen) en bezochten ze de mis, begeleidden de processie en begroeven hun leden met schutterseer, zoals dit alles vandaag de dag nog gebeurt. Enkele schutterijen of schuttersleden werden gevraagd de orde te handhaven, om de schout te helpen bepaalde verdachten te arresteren en te bewaken en om zwervers en dieven te verjagen. Voor de vijandige legers waren de kleine schutterijen uiteraard geen partij, maar ze kwamen wel soms in actie om politionele taken voor de dorpsgemeenschap op zich te nemen.

Militair of gilde
De meeste schutterijen in het zuiden van Limburg zijn militair van opzet. Naarmate je meer naar het noorden gaat in deze provincie kom je meer schuttersgilden tegen, die geen militair uniform, noch militaire rangen hebben, maar die in gildekleding gekleed gaan: een kniebroek met wambuis en lange kousen, schoenen met gespen en een breedgerande hoed. Hun bestuurders heten deken van het gilde. Een gilde is vaak nog meer dan een militaire schutterij met het kerkelijke wel en wee begaan.

Wat doet een schutterij

Schutterijen verschillen enorm van andere verenigingen, maar ook onderling verschillen ze vaak sterk. Niet alleen van uiterlijk, maar ook de activiteiten en gebruiken. Globaal kunnen de activiteiten onderverdeeld worden in 'binnen de parochie' en 'buiten de parochie'. Omdat een schutterij vaak nauwe banden met de plaatselijke kerk heeft, heeft zij ook veel activiteiten die verbonden zijn met de kerk of parochie. Bijna elke schutterij begeleidt de processie en schiet jaarlijks op de vogel, maar daar houden de vergelijkingen ongeveer op. De meeste schutterijen hebben hiernaast ook een drukke agenda van activiteiten buiten de parochie. In veel gevallen betreft dit de schuttersfeesten, de kleine en grote kampioenschappen binnen het schutterswezen, maar er wordt niet alleen gestreden om titels en prijzen, zoals de naam zegt, het is bovenal een feest.

Schuttersfeesten
Zelden raakt het verleden zo intens aan het heden, dan op een schuttersfeest. Een bonte stoet van schutterijen trekt voorbij. Strak in het gelid, met vlag en franje. De drumband voorop. Officieren die hun trotse koning begeleiden. Schutters in hun kielzog. Allen uitgedost in fraaie uniformen. Zo versterken de schutterijen hun onderlinge band en herleven eeuwenoude tradities.

Sport en spel, gemêleerd met emoties, trots en standvastigheid. Jong en oud gelijk. ‘het zit in het bloed’ zegt de ware schutter.

En dan moet het eruit. Waar het om gaat, is dat een gevoel van broederschap wordt beleefd. En liefst zo aangenaam mogelijk. Dus vieren de schutters feest, drinken hun pintjes, eten broodjes met bokworst, hamburger of zure zult. Al dan niet met een hard gekookt eitje erbij.

Een schuttersfeest trekt vele bezoekers.
En het moet wel heel raar lopen of die menigte smelt in een mum van tijd samen tot één grote massa mensen die in een lichte staat van gelukzaligheid verkeerd. Dat laat onverlet dat in de optocht en op het feestterrein in opperste concentratie op vele fronten wordt gestreden om de hoogste eer. Eerst en vooral onder de schietboom. Verder wordt ziel en zaligheid in musiceren, vendelen, en exerceren gelegd. En laten we de keizers, koningen (al dan niet met hun wederhelft), marketentsters, bielemannen en generaals niet vergeten. Met kloppend hart treden ook zij voor de jury. De meeste schutterijen zijn aangesloten bij een bond. In Nederlands Limburg zijn er 6 bonden waarvan de 3 zuidelijkste zijn aangesloten bij de Zuid Limburgse Federatie. In elke bond worden bondsfeesten georganiseerd. Bij toerbeurt komt iedere schutterij in aanmerking voor zo'n bondsfeest. Op een schuttersfeest gebeurt er van alles zoals:

Aankomst

Wanneer de schutters en toeschouwers van heinde en verre toestromen voor het oud Limburgs schuttersfeest is dat al een gewaarwording op zich. Naarmate het feestterrein nadert, raken wegen voller. Vrijwilligers wijzen de weg. In de verte staan tenten en schietbomen. Voor de schutters is het zaak instrumenten en materialen zo spoedig mogelijk naar de centrale verzamelplaats te brengen. Deze wordt gemarkeerd door een bordje met wedstrijdnummer. Evenals menig bezoeker, gaan zij vervolgens op pad om het feestterrein te verkennen: Waar kunnen wij bonnen kopen? Waar krijg ik iets te drinken?

 

Binnenkomst
Nadat het feestterrein verkent is gaat het feest pas echt beginnen. Om de beurt moet elke deelnemende schutterij zich presenteren bij de notabelen van de organiserende vereniging. Hier wordt gelet op de houding van de schutters, de rechte rijen en het in de pas lopen. Verder wordt er bij de binnenkomst het vaandel symbolisch afgedragen en gaat de schutterij (even) zonder het vaandel verder. Dit is de enige keer dat dit gebeurt. Ook wordt het Wilhelmus gespeeld.

Als elke vereniging zich gepresenteerd heeft, volgt de officiële opening van het feest. Hier worden het Limburgs en het nationaal volkslied gespeeld en de bijbehorende vlaggen gehesen. Een kort welkomstwoord door een hoogwaardigheidsbekleder en een kort woordje door de voorzitter van de organiserende schutterij behoren ook tot de handelingen. Ook zal de pastoor van de parochie voorgaan in gebed. Tot slot zal de voorzitter van de bond het schuttersfeest voor geopend verklaren.


Sint Sebastianus

De optocht als wedstrijd
Achter de grote verscheidenheid die in de optocht tentoon wordt gespreid, gaat wel degelijk een eenheid schuil: allen lopen in het gelid, met ernstige blikken, stramme passen en het mondje dicht. De optocht is voor schutters een wedstrijd, gebaseerd op de eeuwenoude traditie als beschermers van de kerk, volk en vaderland (auter, heerd en troon). Dus worden de schutterijen door een deskundige jury beoordeeld: zijn de rijen recht, worden de benen en armen tot op gelijke hoogte gezwaaid, lopen allen in de pas, gaat de schutterij goed door de bochten. Ook wordt erop gelet dat de afstand tussen de opeenvolgende schutterijen, en van de verschillende onderdelen binnen de schutterij, niet te kort of te lang is en dat de drumband, vaandrig, officieren en schutters als een samenhangend geheel overkomen.

 

Defilé
Een speciaal wedstrijdonderdeel in de optocht vormt het defilé.

Aan het einde van de route hebben de genodigden plaatsgenomen op de tribune. Geheel in stijl en traditie komt hen bijzondere eer toe. Dus gaan de schutters op commando over op de paradepas: benen recht, rug ietsjes naar achteren, armen gestrekt, en voeten plat op de grond, het vaandel neigt, en de officieren presenteren de sabel. Alleen de koning en keizer hoeven niet te buigen voor hun gelijken. Terwijl het publiek dit schouwspel in zich opneemt, nemen de schutters het publiek waar. Met name het vrouwelijk schoon langs de route wordt door weinigen over het hoofd gezien. Op die manier is de optocht niet alleen een kwestie van kijken maar ook van bekeken worden.

 

Wedstrijdterreinen
Rondom de bonte canvas van de tenten en tentjes zijn een aantal wedstrijdterreinen aangelegd. Voorzien van een jurytentje, afgezet met dranghekken – of gewoon een plastic lint – en aangeduid met een gekleurde vlag, vindt op elk terrein een aparte (bij) wedstrijd plaats. De organisatie heeft volgens een vast draaiboek, en naar opgave voor deelname door de schutterijen, een strak tijdschema opgesteld. Dit krijgen de verenigingen vooraf toegezonden. Tevens wordt vanuit de federatietent één keer omgeroepen wie waar aan de beurt is. Kom je te laat, ben je af.

 

Exercitiepeloton, bondskampioen 2007

Excercitie
In lijn met de historische functie van de schutterij als beschermer van familie, kerk en vaderland, tonen de schutters hun bekwaamheid in het gelijktijdig uitvoeren van standaardcommando’s; De exercitie. Dit moet bovenal als een sportief element worden opgevat. De schutters oefenen door het jaar in groepjes van 10, 12 of 14 personen op vaste exercitiepatronen; Rechts of links uit de flank, opmarcheren, liggen, knielen, presenteer, geweer ‘aan den schouder’ enzovoort en zo verder. Dit zijn overigens commando’s die tot de zogenaamde ‘oude exercitie’, ofwel de oefeningen tot de reeks uit 1914 horen. Na de Tweede Wereldoorlog werd een ‘nieuwe exercitie’ opgesteld, die als een apart wedstrijdonderdeel geldt. Elke vereniging heeft de vrije keuze om een van beide exercities te kiezen. Er tekent zich momenteel een lichte voorkeur af voor de nieuwere variant. Om het even hoe hard de schutters thuis hebben geoefend, de uitvoering op het schuttersfeest geldt steeds weer als een vuurdoop. Wanneer door de keel van menige schutter de zenuwen gieren, is een klein foutje snel gemaakt. En de jury ziet nagenoeg alle missers. Vandaar dat de exercitiewedstrijd bovenal als een sport in concentratie en (zelf) beheersing moet worden opgevat.

 

 

Drumband in de ring
Nadat de drumband in de optocht zijn beste beentje voorgezet heeft, kunnen zij in hun eigen divisie en sectie uittreden in de ring. Zij spelen dan voor een vakkundige jury twee muziekstukken: een staande en een in volle mars. Bij het staande stuk mag de tamboer-maître dirigeren en gaat het erom dat daadwerkelijk elke noot kraakhelder klinkt. Bij het lopende stuk gaat het erom dat de drumband exact in de pas loopt, rechte rijen heeft, rechte bochten maakt en daarbij ook weer zuiver speelt.

 

Solisten
Behalve dat de drumband van de schutterij als een ensemble optreed, kunnen ook individuele leden van de drumband hun muzikale talenten laten jureren. De tamboers en klaroenisten worden geacht de signaalfuncties te kennen waarmee zij, andermaal naar militaire traditie, op het strijdtoneel de troepen namens de bevelvoerders zouden moeten bewegen. Het aardige aan deze solistenconcours is dat er met name jeugdige tot zeer jeugdige leden aan deelnemen. Vol ernst en met overgave gaan zij ervoor. En omdat meestal dezelfde muzikanten de strijd met elkaar aangaan, ontstaat er een gezonde concurrentie die de prestaties ten goede komt.

 

Vendelen
Hoewel slechts enkele Limburgse schutterijen over een groep vendeliers beschikt, vormt het vendelen een van de boeiendste schouwspelen tijdens het Oud Limburgs Schuttersfeest. Het vendelzwaaien is afgeleid van de aloude traditie rondom het vaandel als ‘strijdteken’ of ‘signum bello’. De vlag staat symbool voor de soevereiniteit van het gezelschap. Zij vertegenwoordigt alle deugden en normen waarop de schutters praten gaan. Valt het vaandel, dan is alles verloren. Dit uitgangspunt staat centraal in de vaste patronen of ‘reeksen’ die de vendeliers met hun vaandel maken. Onder alle omstandigheden moet de vlag blijven wapperen. Wordt de ‘strijd’ zwaar, dan zakt het vaandel. Raakt de vendelier gewond, dan zal hij desnoods met z’n voeten en benen het vaandel hoog houden. Behalve behendigheid is ook een grote mate van kracht vereist om als een volleerd vendelier gedurende pakweg 10 minuten het kunnen te tonen. De vlag, en meer nog het ‘contragewicht’ aan de onderkant van de stok, tikken aan. Wanneer dan ook nog een stevige wind waait, of erger nog, wanneer het regent, is het geen kleinigheid om dit spel lang vol te houden.

 

Beoordelingen van koningen, keizers, generaals, bielemannen en marketentsters
Een aantal rangen en functies binnen de schutterijen gaan gepaard met bijzonder uiterlijk vertoon. De koning vormt de spil waarom de schutterij draait. Hun uniformen en zilveren eretekens vormen, evenals de koninginnen, ware blikvangers. Hetzelfde geldt voor de keizers, terwijl ook de generaals, bielemannen, sappeurs en marketentsters vol trots hun outfit tonen. Daarbij zijn door de normencommissie strikte regels opgesteld waaraan deze ‘figuren’ in hun kleding en toebehoren, houding en verschijning moeten voldoen. Gepoetste schoenen en laarzen vormen een minimale eis. De kleurencombinatie van sokken, rokken en bloemen van de koninginnen tellen al zwaarder. Bij de bielemannen, sappeurs en marketentsters dienen de technische hulpmiddelen aan strikte eisen te voldoen. ZO moet de bijl van de bieleman en sappeur zodanig zijn afgeschermd, dat niemand gewond kan raken en dient in de lederen heuptas geschikt materiaal als hamer en tang aanwezig te zijn om de ‘wegbereidende’ taken naar behoren te kunnen vervullen. De marketentsters dienen op hun beurt een houten tonnetje mee te zeulen waarin jenever, brandewijn, vieux of traditionele Els La Vera zit. In het mandje dient minimaal een scherp mes, brood, kaas of worst te zitten. In hun hand houden ze een brandschoon borrelglaasje. Voor de generaals gelden weer andere regels. Omdat zij een relatief zeldzame rang bekleden, zijn hun uniformen niet per definitie standaard. Ze kunnen in wezen deelnemen in twee categorieën: Modelste of mooiste geklede generaal. De modelste generaal heeft zijn uniform geënt op de militaire snit, waarin zijn schutterij gekleed gaat. Dus wordt hij naar militaire mores beoordeeld. De mooiste generaal is gekleed in een fantasie-uniform dat qua uiterlijk heel fraai kan zijn, maar ‘historisch’ of militair niet verantwoord hoeft te zijn.

 

Een aantal rangen en functies binnen de schutterij gaan gepaard met bijzonder uiterlijk vertoon. De koning vormt de spil waarom de schutterij draait. Het uniform en de zilveren eretekens vormen, evenals de koningin, een ware blikvanger. Hetzelfde geldt voor de keizer, terwijl ook de generaal vol trots zijn outfit toont. Daarbij zijn door de normencommissie strikte regels opgesteld waaraan deze figuren in hun kleding en toebehoren, houding en verschijning moeten voldoen. Gepoetste schoenen vormt een minimale eis. De kleurencombinatie van sokken, rok en bloemen van de koningin telt al zwaarder. Voor de generaal gelden weer andere regels. Omdat hij een relatief zeldzame rang bekleed, is zijn uniform niet per definitie standaard. Hij kan in twee categorieën deelnemen: de modelste en de mooiste generaal. De modelste generaal heeft zijn uniform geënt op de militaire snit waarin de schutterij gekleed gaat. De mooiste generaal is gekleed in een fantasie-uniform dat qua uiterlijk heel fraai kan zijn, maar historisch of militair niet verantwoord hoeft te zijn.

 

Onder de schietboom
Hoe mooi, verassend en indrukwekkend de optocht en de wedstrijden op de feestweide ook moge zijn, het klapstuk van elk schuttersfeest vormt de schietwedstrijd. De rij met schietbomen vormt het focuspunt op het feestterrein. Hier gebeurd het. Hier wordt de hoofdstrijd gestreden, en wordt het feest gewonnen of verloren. Op het OLS stelt elke schutterij minimaal één team van zes schutters op, tijdens de bondsfeesten kunnen dat er meer zijn. Deze schutters dienen om de beurt, van ± 10 meter afstand tot de hark, elk drie schoten te lossen op een hark, van ± 12 meter hoog, met houten blokjes. Deze hark is opgebouwd uit een boven- en een onder- lat, die verbonden zijn door 5 verticale latten. In elke verticale lat zitten 18 gaatjes geboord waardoorheen kleine houten stokjes van 0.7x0.7 cm zijn gestoken. Aan de beide uiteinden van elk stokje is een zwart geverfd houten blokje geprikt. Dit heeft een afmeting van 1,5x1,5x1,5 cm. Wanneer men de moeilijkheidsgraad wil verhogen, verkleint men die blokjes. Deze blokjes zijn ritmisch kort-lang-kort-lang gemaakt, zodat de schutters minder kans lopen het verkeerde blokje te raken. Er wordt door twee verenigingen op één hark geschoten, waarbij de paal als scheidslijn geldt. Elke schutterij moet de rijen met 18 blokjes van buiten naar binnen en van boven naar onder afschieten. Dit betekent dat eerst de buitenste 18 punten moeten worden afgeschoten. Daarna de binnenste 18 van de buitenste lat. Aansluitend komt de volgende verticale lat met 18 punten aan de beurt, en zo verder. Elke schutter dient drie schoten te lossen. Wordt gemist, dan is de vereniging meestal af, tenzij er nog meer schutterijen zijn die gemist hebben. Is dit niet het geval dan mag het team deze reeks van 18 schoten nog afmaken, maar is daarna uitgesloten van verdere deelname. Hetzelfde geldt wanneer een verkeerd blokje wordt afgeschoten, of er niet helemaal vanaf geschoten wordt. Diegenen die het laatst overblijven hebben gewonnen.

 

De zware buks
Geschoten wordt er met een zogeheten zware buks. Dit wapen is in de vorige eeuw speciaal voor de schutterijen ontwikkeld. De naam heeft het geweer te danken aan het feit dat dit ca. 15 kg weegt. Geschoten wordt er met eigen gemaakte kogels, kaliber 12 tot 16 mm. Door zijn gewicht, moet de buks worden ondersteund met een oplegpaal. Met gespreide benen gaat de schutter vervolgens als het ware in de buks hangen. Een hand aan de trekker en de andere bovenop het geweer. Kijkend door de diopter, houdt hij het bolletje in het centrum van de ringkorrel die vooraan op de loop is gemonteerd. Ziet hij rondom het bolletje overal evenveel licht, houdt hij zijn lichaam stil en is hij volledig geconcentreerd, dan zal de schutter waarschijnlijk niet missen. Waarschijnlijk, want over een afstand van 20 meter van buks tot bolletje, kan veel mis gaan. Een verschuiving van één millimeter in het vizier, leidt bovenin de hark tot een afwijking die gemakkelijk groot genoeg kan zijn om het bolletje helemaal of half te missen.

 

De schutters moeten gedurende vele ronden keer op keer de rust en zelfbeheersing vinden om zich volledig te concentreren. Met een groot aantal fans en toeschouwers in zijn rug, en bewust van het feit dat wanneer hij als enige van het team mist de wedstrijd voorbij is en dus gezichtsverlies wordt geleden, ontstaat een prestatiedruk waaronder de meeste schutters eerder vroeger dan later bezwijken. Wanneer er in de vroege avond minder dan 100 lux lichtsterkte over het feestterrein hangt, wordt de wedstrijd stilgelegd en gekeken wie welke prijs krijgt. Bij het OLS gaat dit anders, de zestallen die nog in de race zijn, gaan een spannende week tegemoet want zij moeten de zaterdag erna weer verschijnen om verder te schieten om de grote prijs. Zij oefenen thuis op de eigen schietboom en spreken elkaar moed in om de volgende zaterdag rond het middaguur vol zelfvertrouwen weer op het schietterrein te verschijnen. Hier gaat het er weer om dat die 18 blokjes afgeschoten worden. De druk is groot, want het hele dorp en half Limburg kijkt toe of luistert via de radio mee. De eerste ronde valt de zwaarste, getuige het feit dat meestal meer dan de helft van de deelnemers dan reeds sneuvelt. Gelukkig voor de talloze toeschouwers, krijgen de overgebleven schutters al snel weer een vast ritme te pakken. Zo kan het zijn dat ook op die zaterdag geen winnaar bekend wordt. De sterkste der sterksten komen dan op zondag weer bij elkaar om de strijd definitief te slechten. De winnaar mag en moet dan volgend jaar het OLS organiseren en de toeschouwers en schutterijen zullen dan in de verte de schietbomen weer zien staan.

 

Het Zuid Limburgs Federatiefeest
Dit is een O.L.S. in het klein met alleen de schutterijen van de Zuid Limburgse Federatie. Dit zijn de drie zuidelijkste schuttersbonden. Dit zijn ongeveer 65 schutterijen. In tegenstelling tot het O.L.S. wordt dit feest per toerbeurt aan verschillende schutterijen toegewezen. Het ontstaan van het ZLF heeft direct te maken met het OLS; de zuidelijke schutterijen hechten, naast het schieten, ook veel aandacht aan muziek, exercitie en andere wedstrijden, in tegenstelling tot de schutterijen uit Noord en Belgisch Limburg, die daardoor ook veel beter zijn in het schieten. Het komt dus zelden voor dat het OLS naar Zuid Limburg gaat, wat de aanzet gaf om maar een eigen mini-OLS te organiseren.

Korte geschiedenis van St. Sebastianus door Wim Senden

Bijna vier-en-een-halve eeuw geleden werd in Mheer een schutterij, een schuttersgilde of een schutbroederschap opgericht. Het juiste oprichtingsjaar zou 1567 zijn en dit zou blijken uit een aantekening onderaan een inventarislijst van zilveren schilden, opgemaakt en eigenhandig geschreven op 30 mei 1898 door Levinus baron de Loë, overgrootvader van de huidige beschermheer van de schutterij, Diederik baron de Loë. Volgens deze lijst zou de zilveren koningsvogel in of omstreeks het jaar 1617 door de toenmalige kasteelheer geschonken zijn aan de schutterij bij gelegenheid van het 50-jarig bestaansfeest en terug tellend zou het oprichtingsjaar van de schutterij van Mheer dan 1567 zijn. Er bestaat enige twijfel over de juistheid van dit gegeven omdat duidelijk op het origineel te zien is dat er geknoeid is met het jaartal en al zou dit niet het geval zijn, dan blijft nog de vraag waar de wijsheid vandaan komt dat de vogel geschonken zou zijn ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan der schutterij. De schutterij is niet in het bezit van geschreven bronnen uit de tijd rond de vermeende oprichting en ook na een intensieve speurtocht in diverse archieven zijn er geen bewijsstukken gevonden die bovenstaande bewering kunnen staven.

 

De bewering gedaan in boven aangehaalde inventarislijst : " .... naar 50 jaaren bestaan der schutterij." is, zoals we al zagen, vooralsnog niet te bewijzen. Het is wel zeer aannemelijk dat deze schenking gedaan is bij een bijzondere gelegenheid zoals een gouden jubileum of misschien zelfs een eeuwfeest. Het is ook mogelijk dat de zilveren vogel is aangeboden bij de oprichting van de schutterij, maar deze veronderstelling waag ik te betwijfelen. Het is niet aannemelijk dat een zo kunstzinnig en waardevol geschenk werd aangeboden aan een groepje landslieden dat slechts kort geleden had besloten om een schuttersgilde op te richten. Een zeker bestaansrecht zal men toch wel aangetoond moeten hebben en hoe kon men dit beter bewijzen dan dat men al geruime tijd activiteiten ontplooide. Maar waarom dan precies een halve eeuw? Een mogelijke verklaring is het volgende : in een tijd waarin bijna niemand kon lezen of schrijven werd ook bijna niets opgeschreven. Tradities en gebruiken werden van generatie op generatie mondeling overgeleverd. Een kwart eeuw lijkt wat kort om al een jubileum van een vereninging te vieren in die tijd, want 25 jaren zijn ongeveer de tijd dat een vader zijn zoon ziet opgroeien en volwassen worden; en zo zou ook de schutterij dan gezien worden; pas net volwassen. Een hele eeuw is weer net te lang; dit ligt weer te ver buiten het gezichtsveld van de mensen van toen. Het verhaal is dan al te vaak doorverteld zodat het onbetrouwbaar wordt. Een halve eeuw is oud genoeg om er met respect op terug te kijken en er zijn nog mensen in leven die de oprichting zelf hebben meegemaakt. Meestal kan men zo'n gebeuren in zijn geheugen nog dateren aan de hand van andere gebeurtenissen b.v. vlak voor of na de dood van een dierbare of van een boerderijbrand.

Koningsvogel

Het oudste bewijsstuk uit de oprichtingsperiode is de zilveren koningsvogel die gelukkig bewaard is gebleven. De koningsvogel is een zogenaamde "gehele, gegraveerde zilveren vogel met opstaande vleugels op getorst takje met vergulde kroon, kam, snavel en poten". Onder de staart bevinden zich twee zilvermerken: een vijfpuntige ster en en de jaarletter “Q”. Aan de vijfpuntige ster is te zien dat de keuring is geschied in Maastricht en de jaarletter "Q" was in Maastricht in gebruik van oktober 1628 tot november 1629. Er staat geen meesterteken in het zilver ingeslagen waardoor de maker van dit kleinood onbekend is. Onder aan het takje waarop de vogel staat, hangt een goudverguld zilveren schildje, dat uit dezelfde periode stamt als de zilveren koningsvogel, en hierin is een achtdelig alliantie-wapen gegraveerd. Het betreft het alliantie-wapen van het echtpaar Wynand van Imstenraedt-Mheer en Mechtild van den Bongart-Heyden, dat in het jaar 1602 in het huwelijk is getreden. Een zelfde alliantie-wapen uitgevoerd in mergel, aangebracht in 1612, bevindt zich boven de grote toegangspoort die toegang geeft tot de binnenplaats van kasteel Mheer. Het echtpaar van Imstenraedt-van den Bongart-Heyden is dus zeer waarschijnlijk de schenker van deze wisseltrofee maar dit kan nooit gebeurd zijn in het jaar 1628 of 1629. Wynand van Imstenraedt is namelijk, volgens zijn grafsteen in de kerk van Mheer, overleden op 19 september 1622. Als de zilveren vogel een geschenk is van dit echtpaar, dan zal dat toch zeker gebeurd zijn toen Wynand nog leefde! De zilveren vogel zou dus gemaakt en geschonken moeten zijn ná de huwelijkssluiting tussen Wynand en Mechtild en vóór het overlijden van Wynand; dus tussen de jaren 1602 en 1622. Als we dus aannemen dat de zilveren vogel inderdaad is geschonken ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de schutterij en als dit inderdaad gebeurd is tussen de jaren 1602 en 1622, ligt de vermoedelijke oprichtingsdatum ergens tussen 1552 en 1572. Het gehanteerde oprichtingsjaar 1567 wordt dan weer een stuk aannemelijker. Naast de zilveren vogel is de schutterij in het bezit van 106 zilveren schilden en de meeste hiervan zijn koningsschilden. Verder 5 keizersschilden, een herdenkingsschild en een schild zonder inscriptie waarvan de herkomst en de functie niet duidelijk is. Het oudste zilveren schild dateert uit dezelfde periode als de eerste geschreven bronnen, het betreft het koningsschild uit 1726, geschonken door de toenmalige koning Hendrick Pullinckx. Omdat de schutterij niet veel geschreven bronnen bezit zijn het net de zilveren schilden waar uit af te leiden is dat de schutterij door de eeuwen heen, uiteraard met de nodige onderbrekingen, steeds is blijven voortleven. Zo zijn er 8 schilden uit de achttiende eeuw bewaard gebleven, 22 uit de negentiende eeuw en 69 uit de twintigste eeuw.

 

In het Rijksarchief Limburg te Maastricht bevinden zich de oudste archiefstukken van de schutterij van Mheer, die dateren uit het begin van de 18de eeuw. (Voor meer informatie rond deze eerste geschreven berichten, zie het volgende artikel.) Uit de geschreven bronnen uit de achttiende en negentiende eeuw blijkt dat de activiteiten van de schutterij voornamelijk rond de broonk geconcentreerd waren. Het vogelschieten wordt gehouden in het voorjaar, er wordt drie dagen feest gevierd tijdens de broonkdagen en een week daarna komen de schutten nog eens bij elkaar om de balans op te maken en het eventuele batig saldo aan Bachus te offeren. Ook heden ten dage zijn de festiviteiten rond de broonk nog steeds hoogtijdagen voor de leden van de schutterij. Het schuttersjaar is nu echter uitgebreid met schuttersfeesten, schietwedstrijden, muziekconcoursen, etc.

 

SchuttersDeze schuttersontmoetingen met een wedstrijdverband begonnen echter pas aan het einde van de negentiende eeuw te ontstaan. Het eerste schuttersfeest, voor zover we kunnen nagaan, dat in Mheer werd gehouden dateert uit 1908. De deelnemende verenigingen kwamen uit de omliggende regio tot aan Munstergeleen toe, maar ook uit de Belgische grensstreek, zoals Remersdaal en Berneau. Omdat de schutterijen in die tijd nog geen eigen muzikanten hadden werden ook muziek- en zanggezelschappen uitgenodigd om deel te nemen. De schutterij van Mheer bezocht toen ook de schuttersfeesten in de regio en ging daarbij ook vaak de grens over. In Visé werd in 1910 zelfs een prijs behaald voor de mooiste vogel. Eind twintiger, begin dertiger jaren begonnen schutterijen zich te verenigen in bonden om de wildgroei aan schuttersfeesten aan banden te leggen. In 1939 trad de heropgerichte schutterij van Mheer toe tot de Rooms-Katholieke Zuid-Limburgse Schuttersbond (RKZLSB) en bleef lid van deze bond tot eind jaren vijftig.

Berg & Dal
In 1960 werd de bond "Berg en Dal" opgericht aan de keukentafel van onze toenmalige voorzitter Sjeng Senden. De schutterij van Mheer werd lid van deze kleinere bond en bleef hierbij aangesloten tot 1987. In dat jaar werd de schutterij van Mheer weer lid van de Zuid-Limburgse Schuttersbond, waar schutterij Sint Sebastianus inmiddels weer vijf succesvolle bondsfeesten heeft georganiseerd: in 1992, 1998, 2003, 2010 en 2016.

ZLF 2007 en Jubileum 2017
Na twintig jaar - hernieuwd - lidmaatschap van de "bond Zuid", mocht schutterij Sint Sebastianus van Mheer in 2007 het Zuid-Limburgs Federatiefeest (ZLF) organiseren. Meer dan 60 schutterijen en ruim 15.000 bezoekers genoten op 15 juli (met 37 graden de warmste dag van dat jaar!) van een geweldig feest. De schutterij van Mheer vierde in 2017 haar 450-jarig jubileum, o.a. met een middeleeuws feest waarin we terug gingen naar het jaar 1617 en de schenking van de zilveren vogel werd nagespeeld.

 

Wat is een Schutterij

 

Kruisboogschutters Visé 1310De eerste schuttersgilden zijn ontstaan in de veertiende eeuw, in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden, aanvankelijk in de steden, later in kleinere plaatsen. Van daaruit is het schutterswezen verspreid over bijna heel Europa. De schutterijen hadden een sociale, religieuze en militaire functie. Men moet hierbij denken aan het alleenrecht om bepaalde zaken te verkopen, meelopen in processies en het belegeren en verdedigen van steden, zoals tijdens de Guldensporenslag in 1302 en de kruisboogschutters van Visé uit 1310 (zie afbeelding). De stadsverdediging bestaat niet meer en daarom ontplooit de schutterij zich nu voornamelijk tot sociale, maar ook nog religieuze bezigheden. Toen de stand van de wapentechnieken zich ontwikkelden, is de hand-, voet- en kruisboogschutterij in de loop van de tijd gebruik gaan maken van vuurwapens als musketten en geweren, zoals een "zware buks" van 15 kg waarmee tot op heden ten dage nog wordt geschoten.

Onderdelen van een schutterij

Een schutterij is een kleurrijk gezelschap, lopend in een uniform, vaak getooid met pluimen en versierselen. Toch kent een schutterij verschillende onderdelen, die we hier nader toelichten. De uiterlijke kenmerken komen aan bod, maar ook de oorsprong, hoe dit onderdeel in de schutterij terecht is gekomen. We beginnen vooraan met, in veel gevallen, het jongste lid en eindigen achteraan met de naamgevers, de schutters.

BordjesdragerBordjesdrager
Elke schutterij dient volgens de reglementen vooraf te worden gegaan door een klein menneke (of meisje) met een groot bord; De bordjesdrager. Op dat bord dient minimaal de naam van de vereniging en het nummer in de optocht te staan. In voorbije tijden kreeg meestal het zoontje van een van de schutters deze functie toebedeeld. Die vonden dat wel prachtig, temeer omdat de schutters na afloop meestal collecteren voor de moeite. Met dat geld was die voor de rest van de dag mooi ‘zoet’. In de jaren ’70 en ’80 werd de bordjesdrager langzaam ‘ingelijfd’ bij de schutterij. Dus kreeg het parmantige menneke een heus uniform en belandde hij op de lijst van wedstrijdonderdelen. Nu controleert de jury onder andere of hij niet te ver voor de troep uitloopt en geen overdreven passen maakt.


BielemannenBielemannen
Hoewel zij in het verre verleden geen functie binnen de schutterij hebben vervuld, vormen de bielemannen heden ten dage een zeer markante verschijning in de optochten. Met berenmuts, baard, blauwe kiel en lederen schort lopen zij voor de schutterij uit. Bijl op de schouder, materiaaltas om de nek. Klaar om waar nodig ‘hindernissen op te ruimen’. Daarmee vormen de bielemannen een moderne echo uit een grijs verleden waarin schutterijen kerkelijke processies begeleidden die – naar men veelal ten onrechte aanneemt – door protestanten en onverlaten werden verstoord.

Sappeurs
Wanneer de bieleman in een militair uniform gekleed gaat, noemen we hem een sappeur. In lijn met symbolische taken om de vrije doorgang te waarborgen, zijn deze schuttersfiguren afgeleid van 19e eeuwse soldaten die sappen of loopgraven moesten maken. Zij werden later als geniesoldaten bij de verbindingstroepen ingedeeld. Zie daar de verbindende schakel met de sappeur als ‘wegbereider’ voor de schutterij.

Tamboer-majoor
Dit is de persoon die zorg draagt voor de leiding over de drumband of het klaroenkorps. Vaak is deze persoon ook de instructeur/dirigent van de drumband/ trompetterkorps. Tijdens de schuttersfeesten leidt de Tamboer-majoor het muziekkorps bij de Mars- en Showwedstrijden, die door een ervaren muziekjury beoordeeld worden. Hierbij zijn zowel prijzen voor het korps, alsook voor de Tamboer-majoor te verdienen.

KlaroenkorpsDrumband
Sinds jaar en dag marcheren de schutters en gildenbroeders met een ‘vliegend vaandel en slaande trom’ door stad en land. Tot in de twintigste eeuw moet dat letterlijk worden genomen. De schutterijen huurden in de 16e en 17e eeuw bij gelegenheid van processies en andere officiële bijeenkomsten één of enkele tamboeren in om het gezelschap ritmisch te begeleiden. Daarin veranderde in de 18e en 19e eeuw weinig, zo blijkt uit rekeningen. Gemeten naar het jaarinkomen van de ongeschoolde landarbeider in die tijd, mocht dat zelfs een aardige duit kosten. De drumbands die de huidige verenigingen met hoorngeschal en welluidende klanken voorgaan, zijn in feite pas na de Tweede Wereldoorlog in zwang geraakt. Afgezien van het feit dat muziek bij marcheren hoort als dik bij dun, en schuttters een ‘natuurlijke’ neiging hebben om op de trom te slaan, moet voor die doorbraak een aantal factoren verantwoordelijk worden geacht. Hoewel hiernaar nog slechts weinig wetenschappelijk onderzoek plaatsvond, mogen wij ervan uitgaan dat de opkomst van muziekgezelschappen aan het einde van de 19e/begin 20e eeuw mede een rol heeft gespeeld. En nadat de Amerikanen tijdens en vooral vlak na de 2e Wereldoorlog hadden getoond welk muzikaal spektakel brassbands voortbrengen, was menige schutterij in de jaren ’50 en ’60 definitief ‘verkocht’.Vooraf gegaan door de tamboer maître zorgt de drumband er ook voor dat de gehele schutterij in de maat/pas loopt. Verder heeft de drumband als taak ervoor te zorgen dat de mensen langs de kant weten dat er een korps aankomt. Tijdens de schuttersfeesten treedt de drumband op in de voor hen bestemde divisie. Daarbij wordt een concertwerk uitgevoerd (staand) en een muziekwerk tijdens het marcheren. In vroeger dagen werden de schutterijen begeleid door slechts een Tamboer, nu zijn het bijna alleen nog maar complete muziekgezelschappen. (Drumbands, Klaroenkorpsen en zelfs pipebands).

De Marketentsters
Dit is niet direct een historisch feit maar gaandeweg zijn de marketentsters bij de schutterij gehaald om de manschappen te voorzien van een drankje, (sterke drank zoals jenever of vieux) en iets te eten (worst, kaas en stokbrood).Mooi om te zien, maar zonder historische betekenis: Dat zijn de marketentsters die sinds begin jaren ’70 de schutterijen begeleiden. De echte ‘doorbraak’ van de vrouw in de Limburgse schutterij kwam overigens pas aan het begin van de jaren ’90 toen steeds meer schuttersvrouwen zich een passend kostuum aanmaten en tijdens de feesten een apart wedstrijdonderdeel voor hen werd bedacht. De idee van de marketentsters is afgeleid van de vrouwen die (vaak met kind en kegel) in de 16e en 17e eeuw achter de legers aan trokken. Het was een mogelijkheid om bij de echtgenoot in de buurt te zijn en hem van zijn droogje en natje te voorzien. Hun ‘rats, kuch en bonen’ moesten de huursoldaten in die dagen namelijk veelal zelf zien te organiseren. De vrouwen maakten van de nood een deugd, en boden ook anderen voedsel en drank als koopwaar aan. Vandaar de naam marketentster, die is afgeleid van ‘markentare’ hetgeen verkopen of verhandelen betekent.

Vaandel uit 2007Het Vaandel
Het vaandel is net als bij iedere vereniging het herkenningsteken van de schutterij. Sinds mensenheugenis speelt het vaandel een belangrijke rol, zowel in de samenleving alsook binnen de legers. De Romeinen kenden reeds hun ‘signum bello’ ofwel het strijdteken dat de aanvoerder symboliseerde. Hij vormde de ‘vlag’ waaronder de soldaten zich schaarden. Zolang deze boven het krijgsgeweld wapperde, putte men moed en hoop. Viel het vaandel in de handen van de vijand, was alles verloren. Nog steeds symboliseert het vaandel trouw aan en eerbied voor kerk en vaderland. Zonder een proper vaandel mag het gezelschap dat zich niet eens een schutterij noemen. Op dat vaandel is nagenoeg zonder uitzondering de naam van het gezelschap, de (vermoedelijke) datum van oprichting en een afbeelding van de beschermheilige of schutspatroon geborduurd. Nog steeds is het een ‘doodzonde’ wanneer het vaandel de grond raakt. Slechts de koning(in), paus en bisschoppen mogen bij bijzondere gelegenheden over het vaandel schrijden. De vaandrig bekleedt de laagste officiersrang. Bij sommige verenigingen zit hij tijdens de optocht hoog te paard en ‘laveert’, met name tijdens het defilé, in een zigzagbeweging over straat. Ook de vaandeldrager wordt gejureerd in de optocht en bij de presentatie.

Koningspaar Jack en Marie-JoséHet Koningspaar
De meest markante figuur van de schutterij is zonder twijfel de koning, al dan niet vergezeld van een bevallige koningin. Omhangen met een prachtig palet van zilveren koningsplaten, vormt hij letterlijk en figuurlijk het schitterende middelpunt van de vereniging. En zo wordt hij door de andere schutters ook bejegend. Elke schutter kan koning worden. Koning zijn is een "eretitel" die jaarlijks wordt verdiend door op een houten vogel te schieten. Omgeven met een feestelijk ritueel dat per vereniging verschilt, wordt een stevig blok hout met de (rudimentaire) vormen van een vogel op een hoge stang geplaatst. Nadat de ‘oude koning’ en de wereldlijke en geestelijke beschermheer (een notabele uit het dorp en de pastoor) het openingsschot hebben verricht, schieten de leden om de beurt net zolang op het blok, tot een laatste stukje overblijft. Wie het lukt om dit laatste restje hout van de paal weg te schieten, mag zich dat jaar koning noemen. Maar er zijn nog meer varianten op dit gebeuren. Bij een van deze varianten zet men op de schietboom een plaat met daarop een vogel getekend , en daarom heen een cirkel. Het is dan de bedoeling om de cirkel weg te schieten zodat als de "vogel" valt, de persoon die op dat moment heeft geschoten dat jaar koning is. Er volgt een plechtige inauguratie, met een zilveren koningskroon op de schuttershoed. Ook worden zilveren koningsvogel en koningsplaten over de schouders gehangen. Na zijn ‘ambtsperiode’ dient de koning een eigen zilveren plaat aan de collectie toe te voegen. In voorbije tijden was dit een van de belangrijkste vormen van kapitaalaccumulatie. De koning is niet verplicht een koningin aan zijn zijde te hebben. De koning (en de koningin) zijn de blikvangers en hoogste vertegenwoordigers van een schutterij. Het is dan ook vanzelfsprekend dat zij er altijd goed verzorgd uit moeten zien. De koning (en koningin) zijn, net als het vaandel, verplicht in een schutterij. Zonder een koning mag je je geen schutterij noemen.

Keizerspaar Pieter en AnnemarieHet Keizerspaar
Keizer worden is nog iets lastiger dan koning worden. In de ene vereniging wordt men keizer door 3 maal koning te zijn geweest, al dan niet opeenvolgend, in een andere vereniging kan men keizer worden door 5 maal in zijn hele leven koning te zijn geweest. Men blijft keizer tot er een nieuwe keizer is. Het komt dus niet zelden voor dat de keizer overleden is, voor er een nieuwe is.


De
OfficierenOfficieren
Achter het vaandel marcheren de officieren als ‘nazaten’ van de aloude schutten- of broedermeesters. Zij bekleden in tegenstelling tot hun voorvaderen weliswaar niet meer automatisch een functie in het bestuur van de schutterij, maar zijn toch min of meer de ‘meest aanzienlijken’ van het gezelschap. Hun rang kregen zij waarschijnlijk als dank voor jarenlange inzet voor de vereniging. Dus mogen zij zich tooien met een fraaie pluim op de hoed, epauletten op de schouders, sjerpen om de heup en gouden biezen langszij de broek. Aan hun riem een sabel. Tot het officierskorps behoren luitenanten, majoors, kolonels en generaals. De sergeant-majoor loopt als tamboer-maître voor de drumband, de vaandrig gaat in het midden. Naast de colonne loopt de commandant in de rang van kapitein.

De Schutters
Deze groep wordt ook wel de geweerdragers genoemd. De geweren waar zij mee lopen zijn onklaar gemaakte militaire exercitiewapens. Het geweer wordt aan de rechterzijde gedragen, vastgehouden met een gebogen arm en met de hand aan de riem. Deze schutters kunnen ook echte schutters zijn en doen vaak ook mee aan exercitiewedstrijden. Dit zijn militaire oefeningen, die ook bij de krijgsmacht beoefend worden. Men onderscheidt hierin de Oude en de Nieuwe Exercitie. Uiteraard vereist deze exercitie veel discipline en oefening, om de uitvoering synchroon uit te voeren. Verder zijn dit de mannen die als broeders met elkaar vorm en inhoud geven aan het schuttersgebeuren. Want ongeacht de rang of stand, schutters zijn gelijk.Achter de officieren marcheren de geweerdragers of soldaten. In rotten van vier (oude exercitie), het geweer aan de rechterschouder, vastgehouden door een gebogen arm met de hand aan de riem. Of in rotten van drie (nieuwe exercitie) met het geweer over de schouder, gestrekte arm, hand onder de kolf. In wezen loopt hier het kerncorps van de schutterij. Dit zijn de mannen (en in toenemende mate ook vrouwen), die als broeders met elkaar vorm en inhoud geven aan het schuttersgebeuren. Want ongeacht rang of stand, schutters zijn gelijk. Volgens het ‘Normenboekje’, dat wil zeggen het wedstrijdreglement dat door de Stichting Steun aan het Schutters- en Gildenwezen in de beide Limburgen (SAS) wordt uitgegeven, moet een vereniging minimaal 16 gewapende leden tellen om officieel als schutterij te gelden. Gewapend is in feite elk lid dat ‘achter het vaandel loopt’, inclusief de tamboer-majoor, vaandrig en commandant. Door de populariteit van de drumbands en het officiersschap, dreigt de samenstelling van de vereniging wel eens scheef te groeien; te weinig geweerdragers. Vandaar dat de jury in de optocht niet alleen punten geeft voor de ‘algemene indruk’, waaronder de wijze van marcheren, correctheid in uniformering, netheid en onderhoud, maar ook voor het ‘mooiste geheel’.

Commandant Wim naast de geweerdragersDe Commandant
Deze leidt de gehele schutterij en deelt de diverse commando's uit om de schutterij op de plaats van bestemming te krijgen/dirigeren. Deze commando's zijn ook weer afgeleid uit het leger. Ook de commandant wordt beoordeeld tijdens de optocht. De commandant draagt 3 sterren en heeft dus de rang van kapitein. Hij is de enige die niet in de maat hoeft te lopen, ook heeft hij geen vaste plek in de schutterij. Alleen tijdens het defilé moet hij naast de eerste geweerdrager (de rechterguide) lopen, voor de rest mag hij gaan en staan waar ie wil.

 

Uniformen
Over het algemeen neigt de Limburgse schutter naar een militaire snit in uniformering. Dat heeft minder met vermeend militarisme te maken dan met traditionele accenten die de vereniging in de beleving van ‘hun’ verleden zetten. De eerste schutterijen werden aan het einde van de 13e eeuw in de steden van de Zuidelijke Nederlanden opgericht als verenigingen die zich wilden bekwamen in het schieten met de kruisboog. Naarmate de steden zich emancipeerden en bij de adel steeds meer rechten bedongen, groeide de eigenwaarde van de communes. Zij gaven daaraan onder meer uiting door de schietverenigingen allerlei ceremoniële taken te laten uitvoeren. Als gelijkwaardige poorters vonden de ambachtslieden, dat tegenover deze ‘extra plichten’ ook ‘extra rechten’ dienden te staan. Afspraken daarover werden in statuten vastgelegd. Vanaf dat moment verwerd de schietvereniging tot een officieel schuttersgilde. Om een aantal redenen duurde het nog enkele eeuwen alvorens ook op het platteland schutterijen of broederschappen konden worden opgericht. De belangrijkste was, dat de (horige) boeren zich van de adel niet mochten wapenen. Toen in de loop van de 16e eeuw het feodale stelsel mede door een algehele economische malaise scheuren vertoonde, werd de grip van de heren losser en was ook op het platteland de weg vrij om tot schutterijen te komen.Zowel ten aanzien van de stedelijke schutterijen alsook de landelijke schutterijen geldt de theorie dat deze zijn opgericht om ‘auter, heerd en troon’ (Kerk, familie en vaderland) te beschermen. Inderdaad hebben de schutterijen her en der wachtgelopen, gevangenen bewaakt en schouder aan schouder gevochten naast andere poorters en boeren. Uit de eeuwenoude bronnen blijkt echter dat het sociale element binnen de schutterij voor het ontstaan, en zeker voor het voortbestaan van de verenigingen, van veel groter belang is geweest. Dit element kwam tot uiting in de broederschap, waarbij onder meer het bijwonen van missen voor overleden schutters een bindend element vormde. Door de eeuwen heen hebben de schutterijen op het platteland weinig zorg (en geld) besteed aan uiterlijk vertoon. Een kiel, handschoenen, een hoed en een riem vormden naast het eigen geweer de belangrijkste schuttersattributen. In Limburg komt daarin aan het einde van de 19e, en meer nog aan het begin van de 20e eeuw, verandering. Er worden steeds vaker ‘moderne’ schuttersfeesten georganiseerd waar verenigingen elkaar troffen. Mede om zich te onderscheiden als een samenhangend geheel, uniformeerden de schutterijen de kleding van hun leden. In de keuze van de outfit herkennen we de twee hoofdtakken die uit de centrale stam van het schutterswezen zijn ontsproten; De beschermers en de broeders. De verenigingen die hun uiterlijk enten op de beschermende taken, kiezen voor een militaire snit. De schutterijen die het accent op broederschap leggen, gaan gekleed in gildenkostuums. In Limburg is mede door invloeden vanuit het militaire Pruisen de eerste stroming dominant.

Alle onderdelen moeten aan bepaalde eisen voldoen. Zoals goed gepoetste schoenen, zwarte sokken, uniformen netjes, koperwerk netjes gepoetst en natuurlijk ook de instrumenten en geweren gepoetst.

Supporters
Een zeer belangrijke groep mag niet vergeten worden en dat zijn de supporters van de schutterij. Dit zijn de mensen die niet geüniformeerd meelopen, maar wel heel veel werk verrichten voor de schutterij. Vaak zijn het kleine dingen die gedaan moeten worden, maar zonder het functioneren van deze groep, zou een schutterij nauwelijks kunnen bestaan. Wie wast er telkens de broeken en handschoenen? We zorgt ervoor dat uniformen hersteld worden? Wie staat na een optocht klaar met een verkoelend drankje? Wie poetst en onderhoudt het verenigingslokaal? En dit lijstje is nog lang niet compleet, maar het geeft een indruk van de noodzaak van deze groep. Petje af voor alle supporters van elke schutterij!

Koninklijke Erepenning

Schutterij St. Sebastianus Mheer
werd onderscheiden met de
Koninklijke Erepenning
b.g.v. het 450-jarig bestaan.

1567 - 2017

Copyrigcht © 2014 Schutterij St. Sebastianus Mheer